Een prachtige kans ziet onderzoeker Bert Wienen voor de jeugdartsen. Zij kunnen als beroepsgroep de druk agenderen die de prestatiemaatschappij aan kinderen en jongeren oplegt. Onderbouwd met de verhalen die zij dagelijks horen van jongeren. ‘Ik mis jeugdartsen in het openbare debat.’
Tekst: Margit Kranenburg
‘De stem van jeugdartsen is zo belangrijk’
Prestatiedruk in de samenleving draagt bij aan het te snel geven van labels als autisme, ADHD en dyslexie aan kinderen. Daarvan is psycholoog en onderwijswetenschapperBert Wienen na jaren van onderzoek en advieswerk overtuigd. ‘Er is een cultuur van gemakkelijk labels geven aan kinderen, waarbij twee ontwikkelingen van invloed zijn’, licht de adviseur en associate lector Jeugd aan de Hogeschool Windesheim toe. ‘Aan de ene kant is de samenleving voor veel kinderen en jongeren ingewikkelder geworden. Ze moeten constant aan allerlei normen voldoen en worden voortdurend met elkaar vergeleken. Kinderen die wat afwijken gaan opvallen. Die ontwikkeling zit natuurlijk in het onderwijs, maar ook daarbuiten. Als een kind bijvoorbeeld tijdens een feestje de kamer niet in durft, kan er zomaar iemand opperen ‘Oh, is hij misschien wat autistisch?’.’ Aan de andere kant is er volgens Wienen een stroom waarbij steeds meer gedrag onder een label valt. ‘Met meer en nieuwe termen. Je hoort nu behalve autisme, bijvoorbeeld ook over verborgen autisme. Wat dat dan ook is. En behalve die medische labels, zijn er steeds vaker niet-medische labels. Meer kinderen zijn hoogbegaafd, hoogsensitief of dubbel bijzonder. Bij dat laatste hebben ze eigenlijk twee labels, ze zijn bijvoorbeeld begaafd én ze hebben gedragsproblemen.’
Golven
Het is volgens Wienen tendentieus om van modediagnoses te spreken, maar hij ziet door de jaren heen wel dat er golven zijn. ‘ADHD is niet meer zo groot als het was, er is nu een stijging van angststoornissen en depressies. En we beïnvloeden als samenleving die golven. Zo was er een overheidscampagne over depressiviteit onder de noemer ‘Hey, het is oké’. Die wilde jongeren aansporen om erover te praten als ze somber zijn.’ Praten is niet verkeerd, maar dergelijke aandacht heeft wel gevolgen, signaleert de onderzoeker. ‘Als er iets niet goed gaat met kinderen, gaan we daarover in medisch-psychologische termen spreken. Als je dat doet, ligt het voor de hand om dan ook bij een professional hulp te zoeken. Het tussengebied, tussen niet praten en zoeken naar een professional, lijkt er niet meer te zijn. Je zou ook kunnen praten met je oma, of met een vriendin, als er iets vervelends is gebeurd. We zien niet meer welke krachten er zijn in het gewone leven bij gewone tegenslagen.’
‘Het blijkt niet zinnig om kinderen heel vroeg labels te geven, we moeten ze pedagogisch verstaan’
Cijfers
Betrouwbare cijfers over het aantal labels van stoornissen bij kinderen zijn niet te geven, volgens Bert Wienen. ‘De cijfers zijn vervuild’, licht hij toe. ‘Gemeenten administreren gegevens over stoornissen allemaal op een andere manier. Trends halen we als onderzoekers onder andere uit het gezondheidsonderzoek in de tweede en vierde klas van het voortgezet onderwijs, uit de Monitor Mentale gezondheid van het Trimbosinstituut, uit de cijfers over suïcidepogingen en uit voorschrijfinformatie van geneesmiddelen. Cijfers over het aantal kinderen dat gebruikmaakt van jeugdhulp zijn er wel. Volgens het CBS kregen 467 duizend jongeren in 2022 een of meerdere vormen van jeugdzorg. Omgerekend gaat het om ruim één op de tien jongeren tot 23 jaar. Jeugdhulp is de meest voorkomende vorm van jeugdzorg. Vooral jongens van 8 tot 12 jaar en meisjes van 12 tot 18 jaar ontvangen jeugdhulp.
Op latere leeftijd
‘Of we door normaliseren ooit van de labels af komen? Ja, dat is een gewetensvraag’, geeft Wienen toe. ‘We blijven labels nodig hebben om te rubriceren. Maar ik vind dat we af moeten van zomaar een label geven, waardoor een kind denkt dat het ziek is. En het is daarom ook niet goed om al heel vroeg in de jeugd naar stoornissen te gaan zoeken. Je hoort nu veel over vroegsignalering van psychologische stoornissen, maar uit onderzoek blijkt dat het niet zinnig is om al heel vroeg labels te geven. Kinderen zijn in ontwikkeling, we moeten ze pedagogisch verstaan.’ Wienen ziet dat een label een kind soms goed kan doen. ‘Dan zegt een kind met autisme dat het eindelijk begrijpt waarom het anders is en erkenning krijgt. Maar een label kan iemand ook in de weg zitten. Sommige jongeren gaan zich identificeren met een label, ze spreken voortdurend in mentale taal en zijn gewend aan altijd extra tijd bij toetsen.’ Het is nog niet duidelijk wat een label uit de kindertijd op latere leeftijd met iemand doet. Een recente wetenschappelijke publicatie, waaraan Wienen heeft meegeschreven, geeft een overzicht van wat is onderzocht over de lange termijn. ‘We kunnen nog niet veel concluderen, er is veel meer onderzoek nodig en dus ook voorzichtigheid.’
Impact van prestatiemaatschappij
Goede cijfers over alle stempels die kinderen krijgen, zijn er niet volgens Wienen. Ook de definities zijn lastig. ‘Wat telt als depressie en angststoornis? Wanneer is erprestatiedruk? Is presteren per definitie erg? Wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Je kunt niet zeggen dat het meevalt, want dan ontken je een probleem. Maar het ingewikkelde is, dat we van alles een individueel probleem maken, en dan moet er ook een individuele oplossing komen. De kinderen denken dat ze ziek zijn, maar hun probleem heeft te maken met de samenleving en de druk uit de samenleving.’ De invloed van de samenleving op het snel geven van labels is een stokpaardje van Wienen. Resultaten van een praktijkonderzoek geven volgens hem verrassende inzichten op dat gebied. ‘Nog voor corona deden we een pilot op twee middelbare scholen. Het thema was angst en depressie. Waarom kwamen die ineens vaker voor? Welke zaken spelen waaraan we niet dachten?
Uitstralen
Voor de jeugdartsen heeft Wienen ondertussen een duidelijke boodschap. ‘Ik wil ze horen, ik mis ze in het debat. Bijvoorbeeld toen staatssecretaris Van Ooijen opriep dat jongeren niet te snel naar de psycholoog moesten gaan. Toen reageerden de psychologen wel, maar graag had ik een antwoord van de jeugdartsen gehoord. Een goed en wenkend perspectief. Ze zien ontzettend veel kinderen en ouders. Hun stem is zo belangrijk. Ze kunnen ook deelnemen aan onderzoeksprojecten en daar normaliseren.’ Ook in hun dagelijks werk kunnen jeugdartsen meehelpen om tegenwicht te bieden tegen de prestatiedruk. ‘Gewoon uitstralen naar ouders dat het goed gaat komen. Dat de ouders goede ouders zijn. Natuurlijk moeten ze als artsen testen doen, maar hun uitstraling is de sleutel. Het is niet vechten tegen de bierkaai als het om die prestatiedruk gaat. We zijn daar zelf zo over gaan praten, dat is gewoon geworden. Dan helpt een positieve uitstraling met vertrouwen naar de toekomst.’
Wie is…
Bert Wienen (1983) werkt, na uiteenlopende functies in het onderwijs en de jeugdzorg, als zelfstandig adviseur voor gemeenten, onderwijs en jeugdhulp. Sinds 2018 is hij associate lector Jeugd bij de hogeschool Windesheim. Als onderzoeker werkt hij daar aan de vraag waarom zoveel kinderen tegenwoordig jeugdhulp nodig hebben. Wienen rondde masters af in de psychologie, onderwijswetenschappen en managementwetenschappen. In 2019 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen op labels in het onderwijs. Als opiniemaker zoekt hij het debat op over prestatiedruk. Zoals eerder dit jaar in een opinieverhaal in de Volkskrant. Daarin pleit hij voor het stoppen met online verstrekken van schoolcijfers via de app Magister. Leerlingen kunnen volgens hem beter in de les horen dat ze een onvoldoende hebben dan ’s avonds laat.
Onderzoeken
Lees hier meer over de evaluatie van de Pilot Angst en Depressie onder VO-leerlingen is online beschikbaar. Aan de wieg van het onderzoek stonden onder andere GGD IJsselland en de gemeente Hardenberg. Bert Wienen was projectleider.
Lees hier een overzicht van effecten van behandelingen op de lange termijn gepubliceerd.
Dit artikel verscheen in november 2023 in het JA! Magazine, het vakblad van AJN Jeugdartsen Nederland. Lees hier JA! Magazine nr. 58.