Terug naar overzicht

Blik van buiten: Marco te Brömmelstroet over het gesprek aangaan over openbare ruimtes

Marco te Brömmelstroet, hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam, maakt zich sterk voor een ander gesprek over de openbare ruimtes. Die ruimte is immers van iedereen, maar wordt nu gedomineerd door verkeer. Kinderen, maar eigenlijk alle mensen, zijn hier de dupe van: we kunnen minder goed buitenspelen, gesprekkenn aangaan en mogen niet afgeleid zijn op straat. Hoe kan dit anders? En wat kunnen jeugdartsen hierin betekenen?

Tekst: Roselin van der Torren & Marco te Brömmelstroet. Beeld: Dirk Gillissen

Wat is de straat eigenlijk?

‘In steden was de straat altijd de overgebleven ruimte tussen de gebouwen. Daar vond het leven plaats: mensen speelden, ontmoeten elkaar, handelden, reisden. Die balans werd honderd jaar geleden verstoord door de massa-introductie van de auto. Men was daar niet op voorbereid en er vonden vele ongevallen plaats; grote aantallen kinderen stierven. De meeste mensen vonden dat onrechtvaardig en het gevaar onacceptabel: kinderen waren per definitie onschuldig. Maar in slechts tien jaar veranderde dat gesprek onder druk van autobedrijven van rechtvaardigheid naar efficiëntie en controle. Ook ouders die bezorgd waren om de veiligheid van hun kinderen vroegen om aanpassingen. Er werden zebrapaden, veiligverkeer-regels en speeltuinen voor kinderen bedacht. Onbedoeld verdween zo de onschuld van kinderen: zij moesten zich aanpassen aan het nieuwe gevaar.

’Wat voor gevolgen heeft deze denkwijze gehad?

‘Toen is de verkeerskunde ontstaan; een nieuw vakgebied dat zich richt op verkeersstromen en denkt vanuit e!ciëntie. De grondleggers kwamen vooral uit de waterbouwkunde en dat verklaart deels ons denken over de straat; een pijpleiding die moet doorstromen bij maximale capaciteit. Ieder individu moet zich snel en makkelijk kunnen verplaatsen van A naar B. De straat, de openbare ruimte, is zo een monocultuur geworden waar één doel domineert. Andere doelen, zoals buitenspelen, ontspannen, ontmoeten en natuur beleven, zijn verdwenen.’

‘In een kindgerichte openbare ruimte

kunnen kinderen zelfstandiger zijn’

Welke impact heeft dit op kinderen?

‘Allereerst kunnen kinderen natuurlijk veel minder goed buitenspelen dan vroeger. Een sprekend voorbeeld daarvan is het NK Stoepranden. Dit deden we een generatie geleden nog op straat; nu wordt het door Jantje Beton georganiseerd met plastic stoepranden op een veldje. Dat verlies is niet alleen jammer, het schaadt de ontwikkeling van kinderen. Buitenspelen is essentieel voor de ontwikkeling van de motoriek, cognitief leren, emotieregulatie en sociale ontwikkeling. Daarnaast voorkomt het bijziendheid. Dit weten jullie jeugdartsen als geen ander. Benadruk die gevolgen en de rechten van kinderen bij het ontwerp van de openbare ruimte!”

Welke effecten zien we nog meer?

‘De groeiende dominantie van autoverkeer leidt ook tot geluidsoverlast. Kinderen zijn kwetsbaar voor cognitieve effecten van geluidshinder: Duits onderzoek liet zien dat vijfjarigen die wonen in een omgeving met veel verkeersgeluid, tot drie maanden achterlopen in hun ontwikkeling. De ‘akoestiek’ van een stad kan gemeten en gebruikt worden voor het creëren van aantrekkelijke, gevarieerde omgevingen voor alle inwoners. Ook visueel kan het straatbeeld minder stressvol met minder blik en verkeersborden en meer groen. Tot slot leidt autoverkeer tot ernstige luchtvervuiling. Bij één op de vijf kinderen met astma is het ontstaan van de ziekte gerelateerd aan stikstofdioxide in de lucht, wat vooral zit op plekken met veel autoverkeer. En die ongezonde plekken nemen niet af, maar juist toe.’

openbare ruimtes

Wie is… 

Marco te Brömmelstroet (1980) woont in Ede, is getrouwd en heeft twee kinderen. Daarnaast is hij hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam. Marco te Brömmelstroet onderzoekt hoe toekomstvisies over mobiliteit beïnvloed worden door onderliggende wereldbeelden. Hij is de oprichter van het Urban Cycling Institute, op Twitter bekend als de @fietsprofessor en academisch directeur van The Lab of Thought. Zijn boek Het Recht van de Snelste beschrijft de zoektocht naar van wie de straat is en welke nieuwe zienswijzen mogelijk zijn.

Waarom is het zo moeilijk om deze patronen te veranderen?

‘Het denken vanuit efficiëntie en veiligheid heeft een radicale monopolie: het is het enige verhaal wat verteld wordt, het is goedbedoeld en lijkt heel logisch. Alle kinderen op school krijgen les over wat zij zelf moeten doen om veilig deel te nemen aan het verkeer. Helm op, geen donkere jas aan, fietslampjes, niet afgeleid zijn. Maar is het rechtvaardig om dat van onze kinderen te verwachten en geen aanpassingen aan het gevaar zelf te doen? Daarnaast is er altijd weerstand tegen verandering: de huidige situatie lijkt voor veel mensen goed te werken. Het straatbeeld is geoptimaliseerd voor de ‘werkende consument’, maar die is vroeger kind geweest en wordt later misschien opa of oma. We hebben allemaal meer variatie in de doelen van de openbare ruimte nodig.’

Welke rechten hebben kinderen op straat?

‘Kinderen hebben het recht om kind te zijn en ze zijn gebaat bij een openbare ruimte, waarin onbezorgd gespeeld kan worden. Dat stimuleert de motoriek en nodigt uit tot sociale interactie. Daarnaast moet er gelegenheid zijn voor risicovol spel, waarin je van fouten kunt leren. En heel belangrijk; een kindgerichte openbare ruimte zorgt dat kinderen veel zelfstandiger kunnen zijn. In Ede werd in april 2023 een motie in de gemeenteraad aangenomen dat elk achtjarig kind zelfstandig naar school moet kunnen gaan. Een prachtig nieuw verhaal: je kunt er niet op tegen zijn, maar het heeft enorme implicaties voor de inrichting van de openbare ruimte. Het maakt onzichtbaar gemaakte dilemma’s weer zichtbaar: een startpunt voor een nieuw gesprek over de straat.’

‘Jeugdarts moet aan tafel bij de inrichting van de openbare ruimte’

Hoe kom je tot een verandering van de openbare ruimtes?

‘Allereerst moet het gesprek op gang komen. Het is zoals de bekende cartoon van zes blinden die een olifant onderzoeken; ieder voelt aan een eigen deel van de olifant en concludeert dat het een ander dier is, omdat ze het geheel niet zien. We moeten verschillende expertises betrekken bij de inrichting van de straat. Hiermee kunnen we het dominante verhaal van de efficiënte pijpleiding betwisten, dilemma’s zichtbaar maken, nieuwe verhalen ontdekken en zo de openbare ruimte opnieuw vormgeven. Wat vinden we bijvoorbeeld een rechtvaardige straat? Of een ontspannen stad? In Groningen koos de gemeenteraad voor tien dimensies voor de openbare ruimte, onder andere groen, gezondheid, ontmoeten, economie, verkeer. Elk nieuw ontwerp wordt bekeken vanuit impact op al deze dimensies. Zo kunnen bewuste keuzes gemaakt worden. De Amerikaanse schrijver en filosoof Pirsig schreef: ‘Als een fabriek wordt afgebroken, maar het fundament blijft liggen, dan zal er op dezelfde plek eenzelfde fabriek herrijzen.’ De tien dimensies van een rechtvaardige straat zijn een voorbeeld van een nieuw fundament.’

Wat zijn andere voorbeelden van succesvolle veranderingen?

‘In Barcelona zijn kruispunten omgebouwd tot speeltuinen en ontmoetingsplekken. De hele buurt werd rustiger en mensen vonden als vanzelf andere vormen van mobiliteit naar huis. Kinderen kunnen nu zelfstandig naar school fietsen met de ‘bicibus’: een grote groep fietsers die op gezette tijden volgens een vaste route op straat fietsen met fiets-opstaphaltes voor kinderen. In Parijs brengt de ’15-minuten-stad’ vier nieuwe principes voor de straat: ecologie, nabijheid, solidariteit en participatie. Ze hebben in enkele jaren meer dan 160 schoolomgevingen autovrij gemaakt omdat het paste in dit nieuwe verhaal. Een nieuw verhaal kun je vertellen via kleine transitie-experimenten. Die zijn haalbaar en ontspannen, maar ook radicaal.’

openbare ruimes

Wat kunnen jeugdartsen doen?

‘Veel meer dan nu. Het is schandalig dat jeugdartsen niet aanwezig zijn op momenten dat de openbare ruimte wordt bepaald. Jullie worden niet uitgenodigd, maar zien jullie die taak zelf wel voldoende? Jullie kunnen fungeren als de lobbygroep voor kinderen. Begin eens met de inrichting van de omgeving van scholen, kinderdagverblijven of MBO’s: zorg dat je betrokken en aanwezig bent. Normen zijn hiervoor krachtige instrumenten. Formuleer daarin de rechten van kinderen, bijvoorbeeld: ‘Ieder kind van acht jaar oud kan zelfstandig naar school en sport’. Het recent gesloten GALA-akkoord verplicht gemeenten gezondheidskennis in te zetten bij omgevingsvraagstukken, ook voor doelgroepen zoals kinderen. Gebruik die ingang en zorg dat jullie invloed niet genegeerd kan worden. Daarnaast verzamelt de jeugdgezondheidszorg veel gegevens, die gebruikt worden voor nieuw beleid. Meet daarbij de impact van de openbare ruimte op kinderen en maak dat zichtbaar. Ook praten jullie veel met ouders. Een studie uit Finland liet zien dat het idee van ‘goed ouderschap’ samenhing met veiligheid en bescherming; waarbij kinderen van de ene georganiseerde activiteit naar de andere werden gereden. Door gerichte interventies waarin de zelfstandigheid van kinderen kon floreren, kantelde dat beeld naar autonomie en ontwikkeling met veel meer vrijheid voor het kind zelf. Jeugdartsen kunnen ‘goed ouderschap’ helpen herdefiniëren in onze maatschappij. En tot slot; organiseer met scholen en vooral met kinderen zelf acties, zoals een lokale ‘bicibus’. Dat is niet alleen nuttig maar ook ontzettend leuk! Zo draag je als jeugdarts, en als burger, direct bij aan een fijnere openbare ruimte voor iedereen.’

Dit artikel verscheen in juni 2023 in het JA! Magazine, het vakblad van de AJN Jeugdartsen Nederland. Lees hier JA! Magazine Nr. 58

Terug naar overzicht