Een meisje van 14 weken met een dreigende heupluxatie

Jeugdarts Margret Foreman-van Drongelen illustreert de rol van de jeugdarts als medicus. Ze vertelt over een meisje van 14 weken dat bij haar op het heupechospreekuur komt. Dankzij screening binnen de JGZ wordt een dreigende heupluxatie op tijd gediagnosticeerd. Door het dragen van een spreidbroek worden een heupluxatie en ergere heupproblemen voorkomen.

Heupechospreekuur

Margret werkt als jeugd- en stafarts in een eerstelijns diagnostisch centrum. Ze ziet een meisje van 14 weken met haar ouders op het heupechospreekuur. Het meisje is door de jeugdarts bij de regionale GGD verwezen.

Margret Foreman-van Drongelen: “De jeugdarts op het consultatiebureau heeft op de leeftijd van 3 maanden de abductie (het spreiden) van de heupen en de kniehoogte bij het meisje in rugligging beoordeeld. De kniehoogte bleek symmetrisch, maar bij de abductie viel op dat er een verschil is tussen beide heupen, waarbij de beweeglijkheid van de linkerheup beperkt is. De jeugdarts heeft aan de ouders uitgelegd dat dit veroorzaakt zou kunnen worden door een niet goed verlopende ontwikkeling van deze heup.

Bij dit meisje is er geen sprake van risicofactoren: het meisje heeft niet in stuit gelegen na 32 weken zwangerschapsduur en er zijn geen eerste- of tweedegraads familieleden met heupdysplasie of aan heupdysplasie gerelateerde heupproblemen.

Echo

Margret maakt een echo van de heupen. Ze beoordeelt deze meteen officieel in het bijzijn van de ouders. “De beelden laten een zich goed ontwikkelende rechterheup zien en een subluxatie/dreigende luxatie (uit de kom gaan) van de linkerheup. We hebben goede samenwerkingsafspraken in de regio en daardoor kan ik het meisje en haar ouders met spoed doorverwijzen naar het kinderorthopedisch centrum in het ziekenhuis.”

Spreidbroek

Het meisje wordt op tijd door de kinderorthopeed gezien. Deze meet een spreidbroek (de Pavlik bandage) aan. Daardoor blijven de benen van het meisje in kikkerstand. Dit stabiliseert het heupgewricht en zorgt ervoor dat de kop van het bovenbeen de verdere ontwikkeling van de heupkom stimuleert. De verergering tot luxatie wordt hiermee voorkomen.

Nadat het meisje de spreidbroek 3 maanden dag en nacht heeft gedragen blijkt ook de linkerheup zich goed te ontwikkelen en zit de kop ook bij deze heup stabiel in de kom.

Heupslijtage en ernstige invaliditeit op jonge leeftijd, die het gevolg kunnen zijn van onbehandelde heupdysplasie, zijn hiermee voorkomen.

Screening op heupdysplasie binnen de JGZ

Bij alle jonge kinderen worden risicofactoren voor heupdysplasie nagevraagd. Op de leeftijd van 4 weken, 3 maanden en ca. 6 maanden wordt de abductie van de heupen en de kniehoogte beoordeeld door de jeugdarts (of de verpleegkundig specialist).

Als bij het lichamelijk onderzoek blijkt dat de abductie van een van de heupen beperkt is, d.w.z. kleiner dan 70 graden, wordt het kind doorverwezen voor een echo van de heupen. (De voorspellende waarde van deze positieve test is 17%).

Bij 75-85% van de kinderen die voor een heupecho worden verwezen, zijn er geen aanwijzingen voor heupdysplasie op de echo.

75% van de gevallen van heupdysplasie en heupluxatie Wordt door screening in de eerste 6 maanden binnen de JGZ ontdekt.  Incidentie van heupdysplasie in Nederland (in de algemene populatie): 3-4%, luxatie: 0.1-0.2%.

Naar overzicht voorbeelden