Samen sterk voor jongeren met eetstoornis

AJN Jeugdartsen

Jongeren met eetstoornissen hebben vaak te maken met meerdere betrokken zorgverleners. Toch kan de zorg nóg beter worden als deze professionals beter samenwerken. Dat blijkt uit onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) naar drie regionale samenwerkingsverbanden waar verschillende partijen zorg verlenen aan jongeren met eetproblemen.

In het rapport Samen sterk voor jongeren met een eetstoornis deelt de IGJ haar bevindingen, aanbevelingen en praktische tips om de kwaliteit van zorg verder te verbeteren.

Betere samenwerking en vroegere signalering

In de onderzochte samenwerkingen werken onder meer psychiaters, psychologen, artsen, diëtisten en ggz-professionals vanuit hun eigen deskundigheid samen aan de behandeling van jongeren. De IGJ ziet kansen om de samenwerking verder te versterken, bijvoorbeeld door:

  • meer aandacht te hebben voor de knelpunten die zorgprofessionals ervaren;
  • het gesprek te voeren over visie, ambitie en verantwoordelijkheden rond de patiënt;
  • huisartsen, jeugdartsen en internisten nadrukkelijker te betrekken in de gezamenlijke aanpak.

Ook pleit de inspectie voor verbetering van de vroegtijdige signalering van eetstoornissen en voor meer kennisdeling. De landelijke Ketenaanpak Eetstoornissen (K-EET) draagt hier positief aan bij, doordat eetstoornissen eerder worden herkend en zorgverleners elkaar beter weten te vinden. De werking hiervan verschilt wel per regio, afhankelijk van het aantal betrokken zorgverleners in het netwerk.

Daarnaast heeft de IGJ contact gezocht met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over problemen met de bekostiging van hulp. Deze ontstaan regelmatig omdat jongeren met eetstoornissen zorg ontvangen vanuit verschillende lijnen van de zorg.

Download het rapport