Kinderen met TOS lopen achterstanden toch gedeeltelijk in

AJN Jeugdartsen

Anders dan wordt aangenomen, lopen kinderen met een ernstige taalontwikkelingsstoornis (TOS) achterstanden in hun taalontwikkeling soms wel degelijk gedeeltelijk in. Dat zagen onderzoeker en logopedist Gerda Bruinsma, hoogleraar Logopediewetenschap Ellen Gerrits en hoogleraar Psycholinguïstiek Frank Wijnen in hun onderzoek aan het Institute for Language Sciences.

Achterstanden inhalen

“Dat de taal zich wel ontwikkelt was al bekend uit eerder onderzoek, maar tot nu toe blijkt meestal dat de achterstanden van kinderen met TOS ten opzichte van leeftijdsgenoten niet kleiner werden”, vertelt Gerda Bruinsma. “Het is bijzonder dat dat in ons onderzoek, uitgevoerd bij Auris en Kentalis, wel gebeurde. We zagen vooruitgang in de woordenschat en het taalbegrip, en in mindere mate in morfosyntaxis, dat is grammatica en zinsstructuur.” Het onderzoek bevestigt dan ook dat zwakke morfosyntaxis een hardnekkig kenmerk is van TOS.

Speciaal onderwijs

Het onderzoek richtte zich op verschillende groepen kinderen met TOS. Een van die groepen bestond uit meertalige kinderen, naar hen is nog weinig onderzoek gedaan. Bruinsma, Gerrits en Wijnen constateerden dat zij evenveel vooruitgang lieten zien in hun taalontwikkeling als eentalige kinderen.

De onderzoekers keken ook naar kinderen met complexe taalproblemen en kinderen met een gemiddeld lagere intelligentie. Anders dan vaak wordt gedacht, lieten ook zij net zoveel vooruitgang zien als de andere kinderen.

Alle kinderen met TOS kunnen dan ook goed gebruikmaken van de ondersteuning van speciaal onderwijs, betogen de drie onderzoekers. “Meertalige kinderen of kinderen met een lagere intelligentie worden echter niet altijd toegelaten tot het speciaal onderwijs of eerder doorverwezen naar andere instanties, omdat het beeld bestaat dat ze onvoldoende profiteren van het speciaal onderwijs”, zegt Bruinsma. “Ons onderzoek laat zien dat dat niet terecht is.”

Lees het artikel in het International Journal of Language and Communication Disorders

Bron: Universiteit Utrecht