Kansen voor aios M+G in coronacrisis – Maarten Remmers

Het coronavirus heeft een gigantische invloed op ons leven. Het laat de noodzaak van de publieke gezondheidszorg meer dan ooit zien en zal op al onze werkplekken en thuissituaties een onmiskenbare invloed hebben gehad. Tijdens de eerste piek was ik eerste fase aios M+G. De uitbraak van het coronavirus heeft toen naast invloed op de praktijk ook een duidelijke invloed gehad op de opleiding van mij en mijn mede-aios. Ondanks dat het net als op de meeste andere plaatsen veel onrust heeft veroorzaakt, zijn er zeker ook nieuwe kansen en positieve effecten op de opleiding geweest. Ze staan vaak minder in de aandacht, maar zijn juist belangrijk om van elkaar te horen zodat we van elkaar kunnen leren en het meeste uit de opleiding kunnen halen ondanks corona.

Eerst wat context. Sinds 2019 is de eerste fase van de opleiding tot arts M+G veranderd. Gedurende de twee jaar van de eerste fase opleiding heeft elke aios verschillende praktijkstages: een stage in een aanpalend werkveld (voor de aios uit de jeugdgezondheidszorg zijn dit de kindergeneeskunde, kinder- en jeugdpsychiatrie en kinderrevalidatiegeneeskunde), een verbredende M+G stage en een keuzestage. Stuk voor stuk zijn dit erg relevante aanvullingen aan de opleiding en geeft dit aios de kans om hun eigen opleiding meer vorm te geven, zich te verdiepen in persoonlijke interesses of kennishiaten en om connecties te leggen met andere werkvelden.
Omdat de stages nog niet lang bestaan, is de rol van de jeugdarts/arts M+G in opleiding nog niet verankerd in alle opleidingsinstellingen. Dit heeft als voordeel dat je je daardoor vaak kunt richten op taken die gekoppeld zijn aan je leerdoelen. Dit betekent helaas ook dat aios op sommige plaatsen nog niet essentieel waren en tijdens de coronapieken naar huis werden gestuurd of dat begeleiding niet meer geboden kon worden omdat supervisors vanuit thuis werkten. Voor aios moesten nieuwe stages worden gevonden, soms werden stages verschoven of veranderde de inhoud van de stage. Dit vroeg veel flexibiliteit van opleiders, aios en opleidingsinstellingen en mijn opleidingsinstituut. In mijn ervaring was die flexibiliteit er altijd. Zoals eerder genoemd zijn er niet alleen negatieve gevolgen.

Interessante wending!

In maart 2020 was ik bezig met mijn M+G stage bij GGD Limburg-Noord waar ik samen met de epidemiologen wilde onderzoeken hoe we de gegevens die we in de jeugdgezondheidszorg verzamelen op groepsniveau konden duiden en hierover beter konden communiceren. Toen corona uitbrak ging ik al vroeg bij de infectieziektebestrijding (IZB) werken en gingen de epidemiologen van thuis uit werken.

Omdat onze regio zwaar getroffen was begon ik bij de IZB ‘daar waar nodig’: bron- en contactonderzoek. Door de vele besmettingen in onze regio waren er ook veel vragen voor de onze IZB-artsen én was er veel nieuw beleid nodig voordat hierover landelijke afspraken waren gemaakt. Soms waren er zo veel telefoontjes dat geen van de IZB-artsen aan het uitwerken van nieuw beleid toe kwam. Om de IZB-artsen te ontlasten en mijn stage meer diepgang te geven besloten we dat ik in de vorm van een pilot voorwacht voor de IZB-artsen zou draaien: alle telefoontjes die normaal gesproken naar hen gingen, gingen op die momenten naar mij. Naast een grote inhoudelijke variatie was er ook enorme variatie in emoties. Alles tussen blij, boos, wanhopig, gefrustreerd, tevreden, angstig, dreigend of juist begripvol kwam voorbij. Al gauw bleek dit de IZB-artsen ruimte te geven en werden nog twee collega’s ingewerkt als voorwacht. Dit gaf mij de unieke kans om in korte tijd veel ervaring op te doen met het beantwoorden van consulten over de publieke gezondheidszorg van collega’s uit diverse werkvelden.

Deze pilot gaf de stage voor mij een interessante wending. Niet alleen kon ik hierdoor deel uitmaken van het team IZB-artsen waardoor we elkaar als collega’s binnen de GGD beter leerden kennen, maar toen het weer wat rustiger werd kon samen met de IZB-artsen nieuw beleid ontwikkelen en hierover communiceren met ketenpartners. Hierbij probeerde ik telkens zo veel mogelijk het raakvlak met de jeugdgezondheidszorg op te zoeken. Enkele interessante voorbeelden hiervan waren het testbeleid van kinderen en het testbeleid bij leerkrachten toen de scholen weer open gingen, maar er waren ook meer individu-gerichte praktijkperikelen zoals een huisarts die wilde sparren over hoe strikt een quarantaine moest worden aangehouden bij een jongere met ASS die thuis decompenseerde.

Al met al kwam ik in nieuwe en onvoorziene situaties waarin ik kennis uit de jeugdgezondheidszorg in een andere context kon toepassen. Ik heb hierdoor niet alleen inhoudelijk veel heb geleerd, maar ook over hoe de publieke gezondheidszorg functioneert en welke kansen daarin voor de jeugdgezondheidszorg nog zouden kunnen liggen.